“Ik durf bijna niet te kijken”, is de titel van het mijn publicatie in “Spelenderwijs”, vakblad voor speltherapie.
Het artikel is gepubliceerd in het juninummer van 2015 en is een bewerking van mijn afstudeerscriptie voor de Opleiding Speltherapie.
“Ik durf bijna niet te kijken”, zegt Mo. Zijn hand zweeft boven een kaartje van het memoriespel dat voor ons op tafel ligt. Zijn hele houding en mimiek getuigen van het belang van die éne zin, van die éne handeling die hij bijna niet durft uit te voeren.
Dit kleine fragment uit een spelsessie, vormt de essentie van het onderwerp: welke betekenis kan er verleend worden aan de keuze voor een bepaald gezelschapsspel, aan de speelwijze en aan de omgang met spelregels. Binnen de cliënt-centered speltherapie was tot een jaar of 20 geleden gezelschapsspel “not-done”, het werd gezien als afweer, vermijding en de therapeutische thema’s zouden bij het spelen van een gezelschapsspel niet aan de orde komen. Maar is dat wel zo? Waarom zouden die thema’s niet net zo goed aan de orde komen bij een spelletje memorie? Als er vanuit gegaan wordt dat de keuze van een kind voor dat éne spelfiguur niet toevallig is, maar symbool staat voor een deel van zichzelf of zijn omgeving, waarom zou dat dan ineens niet gelden bij gezelschapsspel? Wat is de betekenis van de keuze van Mo voor een spelletje memorie? Waarom durft hij bijna niet te kijken? Wat mag er in zijn leven niet gezien worden of is er mogelijk niet gezien? Wanneer we ons als therapeut die vragen stellen, dan blijkt er een hele wereld aan mogelijke betekenissen verborgen te liggen binnen het spelen van een gezelschapsspel.
Betekenisvol spel
Binnen de cliënt-centered speltherapie gaan we er vanuit dat het spel van een kind betekenisvol is en iets zegt over zijn binnenwereld. Bij het herkennen van betekenisvol spel zijn de volgende factoren van belang: spelfactoren (inhoud van het verhaal, eigen manier van omgaan met het materiaal en de betekenis die het kind eraan geeft), kindfactoren (spelintensiteit, gebruik van speelstemmen, slaken van een diepe zucht) en de rol van de therapeut (eigen gevoelservaring en affect, congruente en transparante houding, leggen van verbanden tussen achtergrond van de cliënt en inhoud van het spel) (Mulder, 2012,8). Door de spelkeuze, de speelwijze en de omgang met regels vanuit dit gezichtspunt te bekijken, blijken deze factoren ook van toepassing op het gezelschapsspel.
Gezelschapsspel binnen de cliënt-centered speltherapie
In de afgelopen twintig jaar is de mening over het gebruik van gezelschapsspel binnen de speltherapie aan het veranderen. Eerder werd het voornamelijk gezien als afweer en uit de weg gaan van het eigenlijke probleem, waarbij er gevaar zou bestaan voor een gewoon gezellig samen zijn waardoor belangrijk projectief materiaal niet aan de orde zou komen. Tijdens observatie en diagnostiek wordt gezelschapsspel ook vaak meer als aanvulling dan als onderdeel van de therapie gezien. Tegenwoordig is er steeds meer oog voor de positieve betekenis van het gezelschapsspel. Zowel met betrekking tot het proces en de interactie tussen het kind en de therapeut, als tot de functionele eigenschappen zoals: kennis en contact maken, veiligheid of een rustmoment bieden, leren omgaan met winnen en verliezen en het kunnen tonen van competenties. Door te erkennen dat in de spelontwikkeling het regelspel langzamerhand de plaats inneemt van het verbeeldende spel en door aan dit spel betekenis te verlenen, kan ook het schoolkind op een bij zijn (spel)ontwikkeling passende manier het therapeutische proces voortzetten.
De houding van de therapeut speelt een belangrijke rol in de manier waarop er betekenis verleend kan worden aan gezelschapsspel. Hoe staat deze zelf tegenover gezelschapsspel? Zowel gezien vanuit de eigen opleiding, als vanuit de persoonlijke geschiedenis zoals voorkeur of afkeer voor bepaalde spellen. Het loslaten van bestaande spelregels blijkt voor veel therapeuten lastig evenals de omgang met de eigen competitieve behoeftes.
De keuze van het spel
De keuze voor een bepaald spel zal meestal door het kind gemaakt worden. Deze keuze zegt iets over de problematiek van het kind en kan een directe metaforische waarde hebben. Bij spellen als: “valkuil”, “pesten”, “liegen” en “levensweg” is deze vaak overduidelijk. Soms zijn de thema’s minder duidelijk zoals “veilig thuis komen” bij “mens-erger-je-niet”, of paradoxale communicatie bij “geen Ja, geen Nee”. Bellinson (2002, 96) zegt hierover dat “de spelletjes die kinderen kiezen in de therapie en de stijl waarmee ze die spelen, informatie onthullen over hun psychische denkwereld en de problemen die ze tegenkomen in de buitenwereld en in hun gezinnen”. Vooral de hardnekkigheid waarmee een kind steeds het zelfde spel kiest, laat zien dat het een speciale betekenis heeft. Door de keuze van het spel en de speelfiguren kan een kind een eigen persoonlijke betekenis geven aan het spelmateriaal. Door de spanning die het kind toont tijdens het spel en/of de vasthoudendheid in de keuze is er sprake van spelintensiteit. Door verbindingen te leggen tussen het spel en de achterliggende problematiek, kunnen er gerichte interventies worden gepleegd en kan de therapeut betekenis verlenen aan de spelkeuze van het kind.
De betekenis van de speelwijze
Door met een open blik naar de speelwijze te kijken, blijken dezelfde thema’s zowel in het verbeeldende spel als in het regelspel aan de orde te komen. Door de manier waarop een spel gespeeld wordt, kan aan hetzelfde spel ook een heel andere betekenis worden verleend. Bij “Vier op een rij” kan het hardop verwoorden van de denk strategieën een meisje helpen om lijn te krijgen in de onvoorspelbare relatie met haar moeder, terwijl de afspraak “dat zij nooit verliest” een andere cliënt kan helpen bij het verwerken van alles wat zij in haar leven al verloren heeft. Binnen de diversiteit aan betekenissen die verleend kunnen worden aan de speelwijze, zijn de meest voorkomende: winnen en verliezen; macht/onmacht, controle en regie houden; uiten van emoties en eigen behoeftes of ontspanning waardoor er ruimte ontstaat voor meer beladen gesprekken of spel. Ook bij de speelwijze zijn de beladenheid, de eigen betekenis die het kind geeft aan het spel en het affect wat de therapeut voelt, een indicatie dat het gaat om betekenisvol spel en kan het de therapeut helpen bij het opstellen van hypotheses.
Valsspelen of creatief omgaan met spelregels?
Aangezien regels de basis vormen van gezelschapsspel, is het omgaan hiermee een belangrijk aspect. Het wel of niet benoemen van het afwijken van de bestaande regels en met name de manier waarop dit te benoemen, blijkt ook tegenwoordig voor therapeuten nog lastig. Vaak houden therapeuten vast aan bestaande spelregels, in tegenstelling tot de omgang met ander materiaal waarbij symbolisch gebruik of substitutie juist wordt aangemoedigd (Rubin, 2008, 201) (Reid, 2001,114) (Groofhoff, 2009, 408-411). Door afwijking van spelregels niet als valsspelen maar als “creatief omgaan met regels” te zien, zullen veel therapeuten zich gemakkelijker voelen in de omgang hiermee. Op deze manier biedt juist de persoonlijke omgang met spelregels veel mogelijkheden tot het verlenen van symbolische betekenissen. Wanneer de therapeut direct vraagt op welke manier er gespeeld gaat worden en ook tijdens het spel de eigen rol bevraagt, geeft deze aan open te staan voor de eigen omgang van het kind met de regels. Wanneer de therapeut zich in een winnende positie bevindt, kan het vragen of het de winnende kaart juist wel of niet moet uitspelen. De keuze van het kind is van therapeutische waarde en verwijst vaak naar het klachtgedrag. Het moment waarop een kind de regels aanpast, zegt iets over de frustratietolerantie of het moment waarop hij zich bedreigd voelt. Sommige kinderen spelen vals om niet te hoeven winnen, wat kan verwijzen naar problemen in de ontwikkeling van de eigen identiteit. Kinderen die niet valsspelen zijn hier soms in hun ontwikkeling nog niet aan toe of voelen zich zo onderdrukt dat zij niet anders kunnen dan zich aan de regels houden. Het vasthouden aan de regels zegt iets over het kind, maar ook over de therapeut.
Mo, een casus vol betekenis
Mo (14), een jongen met een lichte verstandelijke beperking, vertelt thuis niet altijd de waarheid. Moeder is bang dat zij hem straks niet meer kan vertrouwen. Mo erkent dit maar vindt dat moeder hem wel kinderachtig behandelt. Voor Mo is de wereld niet altijd voorspelbaar geweest waardoor hij niet onvoorwaardelijk op de volwassenen heeft kunnen vertrouwen en het gevoel heeft dat zijn behoeftes niet belangrijk zijn.
Vanaf het begin wisselt Mo gezelschapsspel af met verbeeldend spel. Het gezelschapsspel biedt hem vooral veiligheid en voorspelbaarheid. Bij de therapeute lijkt hij een beroep te doen op haar “moedergevoel” wat samen met het spelletje “pesten” een indicatie is waar het probleemgedrag vandaan komt. Het thema “zien en gezien worden” komt met “Memorie” al snel aan de orde. Door na te vragen op welke manier hij wil spelen, geeft de therapeute aan hem en zijn behoeftes te zien en belangrijk te vinden. Mo interpreteert de regels op zijn eigen manier en al snel blijkt dat winnen voor Mo niet het belangrijkste is, maar het tonen van zijn competenties. Wanneer hij zich voldoende gezien en veilig voelt, maakt hij de overstap naar verbeeldend spel, waarin hij dezelfde thema’s uitspeelt. Op momenten waarop hij niet zeker weet wat hij kan verwachten, kiest Mo weer voor gezelschapsspel. Door hem te volgen in die keuze, te benoemen wat hij kan verwachten en vanuit het thema “zien en gezien worden” te reflecteren, voelt hij zich gezien in zijn behoeftes en wordt de therapeutisch relatie bevestigd. Het gezelschapsspel blijft een veilige basis die soms een opstap vormt naar verbeeldende spel, maar ook de aanleiding is voor gesprekjes over dingen die hem bezig houden.
In de volgende fase laat Mo vooral verbeeldend spel zien met de thema’s: ongrijpbaarheid van belangrijke personen; niet weten wat je kunt verwachten, gezien willen worden in eigen behoeftes. Als het thuis erg onrustig is en hij niet weet wat hij kan verwachten, komt het verbeeldend spel te dichtbij en keert hij terug naar memorie en kwartetten, wat past bij zijn situatie. “Je weet immers nooit welke kaart je trekt of omdraait en dus niet wat je kunt verwachten”. Kwartetten lijkt vooral gerelateerd aan het compleet maken van gebeurtenissen uit het verleden, waar memorie (geheugen) mooi bij aansluit. Binnen het verbeeldend spel komt dit terug door zijn keus voor dinosaurussen. Tijdens het regelspel geeft de therapeute Mo invloed op het spelverloop door zich hardop af te vragen welke kaarten zij uit zal spelen. Na een sessie met heftig verbeeldend spel, lijkt het spelverhaal klaar te zijn en keert hij definitief terug naar het gezelschapsspel. Hoewel de spelkeuze gelijk blijft, verandert de manier van spelen. Mo geeft duidelijk aan dat de therapeute haar best moet doen. Gelijkwaardigheid en serieus genomen worden, zijn de belangrijkste thema’s in het spel. Mo geeft aan dat hij het een beetje saai begint te vinden en er wordt gezocht naar nieuwe uitdagingen binnen de therapie. Dit blijkt de inleiding tot de eindfase van de therapie.
Mo kan steeds beter aangeven wat hij vindt en wil en ontdekt dat dit effect heeft. Ook in de thuissituatie blijkt er meer te kunnen en te mogen dan hij dacht. Het spelen krijgt steeds meer de functie van een veilig kader en dient als vertrekpunt voor gesprekken. Een van de laatste sessies kiest hij voor memorie met de woorden: “kom ik heb zin om een spelletje te doen”, waarbij de therapeutische waarde enkel nog lijkt te liggen in het bevestigen van de ontspannen therapeutische relatie. Mo is klaar om op eigen kracht verder te gaan.
“Ik durf bijna niet te kijken”, betekenis verlenen vanuit de traumatheorie.
Het veel jongere beeld van Mo tijdens bepaalde momenten in het spel, kan verband houden met traumatische gebeurtenissen. Dit maakt het interessant om ook vanuit die kant naar het gezelschapsspel te kijken.
In het begin van de therapie lijkt de keuze van Mo voor gezelschapsspel passender bij zijn ontwikkelingsniveau dan verbeeldend spel met playmobil. Hij lijkt deze keuze te maken vanuit het gezonde deel van zijn persoonlijkheid. De keuze voor steeds dezelfde spellen en de beladenheid waarmee hij speelt, wijzen in een andere richting. Bij het memorie spel zegt Mo: ”Ik durf bijna niet te kijken”, wat samen met zijn houding, mimiek en intonatie, veel jonger aandoet dan zijn 14 jaar. Dit thema en de beladenheid zien we ook terug in zijn verbeeldend spel. Mo lijkt op jonge leeftijd iets schokkends te hebben meegemaakt wat hij niet goed heeft kunnen verwerken en wat verband houdt met “zich niet gezien voelen”. Wanneer hij nu in een situatie terecht komt die hieraan relateert, valt hij terug op het gedrag dat past bij de leeftijd ten tijde van die gebeurtenis. De keuze voor memorie en kwartetten lijkt gemaakt te worden door het traumadeel van zijn persoonlijkheid. Zijn keuze staat immers in contrast met het gezonde deel van zijn persoonlijkheid dat serieus genomen en niet kinderachtig behandeld wil worden. Mo lijkt te worstelen met de tegenstelling tussen “kinderlijk” gedrag enerzijds en leeftijdsadequaat gedrag anderzijds. Het gezonde deel van zijn persoonlijkheid, lijkt te zoeken naar manieren om af te komen van het “kinderachtige” trauma deel. “Eigenlijk past het niet, hè, de playmobil”, om vervolgens op te gaan in verbeeldend spel of een spelletje memorie of Nijntje kwartet. Hoe hard hij het ook probeert, het kinderlijke, trauma deel blijft om aandacht vragen.
De verandering in speelwijze naar meer gelijkwaardigheid, zou er op kunnen wijzen dat hij het trauma (gedeeltelijk) heeft verwerkt en de invloed van het traumadeel van zijn persoonlijkheid is afgenomen ten gunste van het gezonde deel. Het feit dat hij aangeeft “het een beetje saai te gaan vinden”, sluit hierbij aan. Er is meer ruimte en energie voor het ontdekken van nieuwe dingen. Ook de verschuiving van verbeeldend spel naar gezelschapsspel, wijst er op dat de invloed van het traumadeel afneemt en er meer ruimte komt voor leeftijdsadequaat gedrag.
Conclusie
Door het kind te volgen in zijn keuze van het gezelschapsspel, aan te sluiten bij zijn manier van spelen en bestaande spelregels los te laten; door te kijken naar wat dit spel bij dit kind maar ook bij de therapeut oproept en door verbindingen te maken met de achterliggende problematiek, kunnen er belangrijke betekenissen worden verleend aan het gezelschapsspel. Hierdoor kan het gezelschapsspel van wezenlijk belang zijn voor de positieve ontwikkeling van het kind binnen de cliënt-centered speltherapie en kan ook het schoolkind op een bij zijn (spel)ontwikkeling passende manier het speltherapeutische proces voortzetten.
Literatuur:
Bellinson, J. Children’s use of board games in psychotherapy, London, 2002, Rowman & Littlefield Publishers
Groothoff, E.& Jamin, H & Beer-Hoefnagels.E.de, Spel in psychotherapie: Theorie, techniek en toepassing, Assen, 2009, Van Gorkum
Mulder, H., “Betekenisvol spel, Het herkennen van betekenisvol spel in de cliënt-centered speltherapie”, scriptie Opleiding Speltherapie Post-HBO INHolland Academy, 2012
Rubin, L.C., Popular culture in counseling, psychotherapy, and play-based interventions,
New York, 2008, Springer Publishing Company
Schaeffer,C., Reid,S.E., Game play, the therapeutic use of childhood play, New York, 2001 2e druk., John Wiley & Sons
Salwegter, J.C., “Memorie, Zien en gezien worden, betekenis verlenen aan gezelschapsspel”, scriptie Opleiding Speltherapie Post-HBO INHolland Academy”, 2013
Pingback: Gezelschapspelletjes | Gezinshuisvader